Natuurlijk waren er dus eerder signalen, die ik hardnekkig negeerde. Sommige collega’s wezen me op mijn korte lontje en vroegen of het echt wel goed met me ging? “Tuurlijk”, zei ik dan met een geforceerde glimlach. “Als het maar eens vakantie is. Ik ben gewoon moe en heb even een paar weken rust nodig. Een paar weken niets hoeven.” Hmhm… yeah right! NOT!
De druppel die de emmer deed overlopen
Nog maar drie dagen, dan is het eindelijk kerstvakantie. Deze gedachte bleef maar in mijn hoofd malen en hield me op de been. “Ik kan het. Hou vol. Dat gaat me lukken. Kom op, El” (Als ik dit maar vaak genoeg in mijn hoofd herhaalde, werkte het misschien wel).
Maar op maandag 14 december leek er iets in me te knappen en was ik het vervelende gedrag van mijn klas zó zat, dat ik met mijn vuist keihard op tafel sloeg en iedereen opdroeg alles op te ruimen. En heel snel! Het werd muisstil; eindelijk! Ik vertelde hen hoe ongelofelijk ik baalde van dit gedoe; het niet luisteren, het elkaar continu in de gaten houden en hoe ze niets van elkaar konden hebben en alles deden waar ze zelf zin in hadden. Kortom: allemaal dingen, die ik niet wilde en ook niet tolereerde. Dat ik zo moe was van het gemopper en er helemaal klaar mee was. De frustratie kwam waarschijnlijk uit al mijn poriën, want de rest van de dag was het muisstil. Mooi, dacht ik. Dan hou ik het nog net vol de laatste twee dagen voor de kerstvakantie. Maar het zat me blijkbaar hoger dan ik had gedacht, zodat ik er ’s avonds niet van kon slapen.
De hele avond voelde ik me opgejaagd wild, ik kon me niet ontspannen. Mijn zenuwen waren letterlijk tot het uiterste gespannen. Ik weet bijna zeker dat ik een hartslag van over de 100 had. Compleet gestrest en opgefokt was ik. Al wilde ik het zelf nog steeds niet zien. Doorgaan moest ik, volhouden, het waren nog maar twee dagen. Uiteindelijk viel ik in een zeer onrustige slaap, op dat moment nog onwetend welk onheil me de volgende dag boven het hoofd zou hangen.
D-day: 15 december 2015
Met een bonkend hart, alsof ik een halve marathon had gelopen, werd ik de volgende ochtend wakker. Compleet uitgeput en in helemaal in paniek. “Wat gebeurt er toch met me?” dacht ik. “Krijg ik soms een hartaanval?” Ik zette mezelf over die gedachte heen en dacht dat het wel over zou gaan als ik even op was.
Bovendien had ik geen tijd om er lang over na te denken, ik moest vlug opschieten, anders zou ik te laat komen. En er was nog zoveel dat moest gebeuren. Iedere ochtend stond ik stipt om kwart voor zeven op, ik wilde rond iets voor half acht in de auto op weg naar school zitten. Ik moest van mezelf immers om kwart voor acht op school zijn, dan had ik nog een uur de tijd om dingen voor te bereiden en even wat bij te buurten met mijn collega’s. Ik mocht geen dag missen van mezelf en moest altijd om kwart voor acht op school zijn. Iedere dag!
Dus ook deze dag. Bart waarschuwde me nog: “Blijf nou thuis, dit gaat niet goed, El.” Maar koppig als ik was, ging ik om iets voor half acht naar school, zo gestrest als maar zijn kon.
Hoe dom kun je zijn, hè? Ja, inderdaad. Hoe stom kun je zijn. Verschrikkelijk onhandig en onverstandig. Ik had het nog steeds niet door dat er wat met me aan de hand was. Op pure adrenaline ging ik door. Dit moest fout aflopen. Hoe dan ook!
Het elastiekje is geknapt
Eenmaal in mijn eigen klas; na een praatje met een van mijn collega’s begon ik aan de voorbereidingen van die dag. Een andere collega kwam binnen en vroeg me bezorgd of het wel ging? Die vraag leek het teken te zijn, dat ik alles mocht loslaten. Ik voelde het vanuit mijn tenen; de huilbui die eruit moest, als een uitbarstende vulkaan die zijn weg naar buiten baant, niet te stoppen. Ik kon ook niet meer stoppen met huilen.
Het leek alsof er een tsunami over me heen spoelde. Ik huilde tranen met tuiten, snot stroomde als een rivier uit mijn neus. Mijn hoofd bonkte en mijn hartslag was abnormaal hoog. Ik kon niet meer. Dat was het enige dat ik nog kon uitbrengen: “Ik kan het niet meer. Ik ben kapot, helemaal op. Ik kan niet meer.”
Tegelijkertijd voelde ik me heel vreemd. Hoe kon mij dit gebeuren? Mij? Ik, die altijd maar doorging, die alles aankon en goed met stress kon omgaan. Huilen was voor watjes, voor losers. Doorgaan, altijd maar doorgaan. Dus aan de ene kant wilde ik niet naar huis, dat was toegeven dat ik gefaald had. Maar aan de andere kant besefte ik ook dat ik niet anders kon. Ik moest naar huis, ik moest weg uit die omgeving, die me zo ziek gemaakt had. Er was geen andere keuze.
Huilend naar huis
En zo ging ik, na flink uitgehuild te hebben en een kopje thee gedronken te hebben, naar huis. Ze vroegen me of ik alleen naar huis kon rijden. Eigenwijs en koppig zei ik dat me dat nog wel zou lukken. Ik probeerde me nog altijd groot te houden, te doen alsof het allemaal wel meeviel. In de auto kwamen de emoties er opnieuw uit; ik heb de hele weg met gierende uithalen gehuild. Compleet overstuur was ik. Het was onverantwoord en een wonder dat er niets gebeurde.
Bart schrok zich kapot toen ik thuiskwam, maar dat was meer door de manier waarop ik thuiskwam en niet zozeer dát ik thuiskwam. Hoe het mogelijk was dat hij op een dinsdag thuis was? Sinds september zat hij werkeloos thuis. Zijn contract was wegens bedrijfseconomische redenen niet verlengd. Daar kwam ik nu ook bij te zitten. Twee kneusjes bij elkaar; althans zo keek ik ernaar. Hoe moesten we in hemelsnaam verder? Hoe kwam het ooit nog goed? Een zware, loodzware donderwolk hing boven onze hoofden en het zou nog een hele poos duren, voordat de lucht zou opklaren.
Tja, en zo is het allemaal gekomen. Voor nu een mooie afsluiter van dit blog. Ik begin mijn nieuwe blog met de lange reis die ik af moest leggen om er bovenop te komen. Ik hoop jullie volgende keer weer te treffen. Dit was nog maar het begin…
Liefs Ellen
Recente reacties